Positie houtopstanden in de Omgevingswet
29-05-2019Mede dankzij de inspanning van de VBNE wordt door de minister van LNV erkend dat de leden van de VBNE inmiddels worden geconfronteerd met een veelheid aan gemeentelijke regels over de kap van houtopstanden buiten de bebouwde kom, dat deze regels in grote mate overlappen met de gestelde rijksregels, dat dit de duidelijkheid niet ten goede komt en onnodige lasten veroorzaakt. In haar brief aan de Tweede kamer kondigt zij aan om te bezien hoe hieraan tegemoet gekomen kan worden.
Hiervoor wordt een overleg gepland tussen de ministers van LNV en BZ met het IPO en de VNG. Daarbij is van belang dat uitgangspunt onder de Omgevingswet is dat de regels die gemeenten stellen in het omgevingsplan moeten passen binnen de eigen taak en dat het oogmerk van de gemeentelijke regels moet verschillen van het oogmerk waarmee de regels op rijksniveau zijn gesteld.
Onder de Omgevingswet zijn nu nadrukkelijk als oogmerk voor de rijksregels op het vlak het vellen en beheren van houtopstanden vastgelegd: natuurbescherming, de instandhouding van het bosareaal in Nederland en het beschermen van landschappelijke waarden. Dat betekent dat gemeenten vanuit die oogmerken geen regels over het vellen en beheren van houtopstanden buiten de bebouwde kom meer kunnen stellen, behalve voor specifieke houtopstanden die zijn uitgezonderd van de reikwijdte van de bepalingen in het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet.
Provincies hebben – net als onder de Wet natuurbescherming – gegeven hun verantwoordelijkheid voor het landelijk gebied een veel ruimere mogelijkheid tot het stellen van regels. Zij kunnen immers via maatwerkregels en maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikelen 4.5 en 4.6 van de Omgevingswet nader invulling geven aan de rijksregels en daar onder omstandigheden ook van afwijken. (uit: Kamerstuk 34985, nr 10)